Toespraak Maurice Elzas 26-1-2020

Toespraak Maurice Elzas 26-1-2020

  • 28-01-2020
  • 29-04-2021 09:22:39
  • Jaap Meijer
  • Nieuws

Wageningen, 26 januari 2020

Toespraak Prof. ir. Maurice S. Elzas bij de onhulling van het Levenslicht aan de Walstraat nabij het Joodse monument de Levenspoort.

Schermafdruk 2020-01-30 15.02.07.png

Foto: (c) Sven Menschel (De Gelderlander)-met toestemming geplaatst-

Holocaust Memorial 2020

We spreken over de ‘bevrijding’ van Auschwitz-Birkenau, maar erg bevrijdend was dat niet voor de stakkers die daar achtergebleven waren, te zwak voor de dodenmarsen.

Dit ‘wapenfeit’ van het Russische leger was eerder het einde van een begin, dan het begin van het einde voor de talloze slachtoffers.

Er waren namelijk nog tientallen kampen te bevrijden voordat het over was.

Bij Bergen-Belsen, Dachau, Penemunde, Ravensbruck, Sachsenhausen, Sobibor, Treblinka enzovoorts en zelfs bij onze zustergemeente Mörfelden-Walldorf. Al die plekken verschilden eigenlijk alleen in de mate waarin je enige kans had te overleven, hoe klein dan ook.

Laat ik u met wat korte schetsen duidelijk maken hoe het daar was.

Eerst een verhaal uit vele.

Ook een jongen en zijn moeder waren achtergebleven.

De moeder was door de ellende in het kamp en de ‘behandelingen’ half dement geworden. Hijzelf zal bijna een jaar of 10 geweest zijn. Maar voor een jochie van die leeftijd zag hij er oud en versleten uit.

Toen de poorten opengingen en de wachters verdwenen, kon hij maar aan 1 ding denken ‘naar huis’!

Hij herinnerde zich vagelijk dat dat Amsterdam was.

In de richting van de ondergaande zon.

Daar gaan ze dan, in de vrieskou en de sneeuw. Hij trekt aan zijn hand zijn moeder voort. In concentratiekamp pyjama en zonder schoenen. Moeder met een schrale deken om haar schouders.

Ze schuifelen voort.

Het wordt avond.

Ze komen bij een boerderij.

Krijgen daar een homp brood en wat water. En mogen in de vrieskou op de hooiberg overnachten.

Hoeveel van die dagen nog, voor ze weer kunnen zijn wie ze waren?

Nu naar Jakob Bronowsky, de wetenschapper die in de jaren 70- ‘The Ascent of Man’ maakte, een serie over de ontwikkeling van de denkende mens. Zijn uitspraken heb ik enigszins aangepast aan onze tijd.

In onze moderne maatschappij zijn mensen voor velen gewoon ‘data’ geworden. Dat is niet van gevaar ontbloot.

Kijk maar naar Auschwitz. Daar werden mensen gelabeld, ontmenselijkt en omgezet in getallen die ze op hun arm getatoeëerd kregen.

Bronowsky ontdekte daar het vennetje waarin de assen van de gecremeerden in allerijl in waren gedumpt. Geen urnen of vaten, miljoenen mensen verworden tot modder.

Ze werden niet gedood door de ‘perfecte’ vernietigingstechniek, maar door arrogantie, blinde dogmatiek en onverschilligheid.

Dit is helaas wat mensen doen als ze zich superieur en onaantastbaar voelen.

Bronowsky buigt zich en neemt wat van de ‘modder’ uit het vennetje tussen duim en wijsvinger en zegt: dit zijn mijn familieleden te midden van 4 miljoen andere vermoorden.

In geen enkele religie bestaat een ritueel dat hierop bedacht is. Overmand door onbeschrijfelijke emotie bewijst Bronowsky hun de laatste eer op zijn eigen manier door te knielen in de poel ...

Hij zegt na afloop: we MOETEN onszelf genezen van de neiging te streven naar de bevestiging van het eigen gelijk en het verkrijgen van meer macht over ons lot desnoods ten koste van anderen.

Vertaald naar nu: het is de hoogste tijd meer afstand te nemen van onze elektronische isoleercel en weer te leren handelen als ware medemensen.